Laten we het eens even hebben over de man in mantelzorg

We moeten met z’n allen meer zelf doen en minder op de overheid leunen. Mantelzorg voor zieke familie en vrienden bijvoorbeeld, dat doe je zo veel mogelijk zelf. Naastenliefde heet dat. Zijn we het mee eens, maar hoewel we al dik in de 21ste eeuw zitten, komt mantelzorg toch vaak op het bordje van de vrouw terecht. Hoe komt dat en hoe lossen we dit probleem op?
Artikel de man in mantelzorg

Laten we beginnen met een kleine situatieschets. Want er is een sociale revolutie op komst, ook in de zorg. Steeds meer gemeenten willen dat mensen met een uitkering, inburgeraars en anderen die aanspraak maken op overheidsgeld vrijwilligerswerk gaan doen. Tsja, voor wat hoort wat.

Deels doet de overheid dit omdat ze bang zijn voor luie profiteurs, maar er is ook een soort afkeer tegen het zorgsysteem, met al die regeltjes en ongezellige verpleeghuizen waar je als een nummer wordt behandeld. Als mantelzorger de zorg dragen voor de eigen familie of vrienden wordt vaak gezien als warmer en menswaardiger dan professionele zorg (en niet onbelangrijk: informele zorg is gratis). Daarom lanceren gemeentes een heus ‘emotioneel offensief’: inspelen op (verantwoordelijkheids)gevoel. Een dikke pluim voor alle dochters, ooms, nichtjes en buren die voor een zieke naaste zorgen die zonder het zelf zo te erkennen mantelzorger zijn – Affectief burgerschap noemen ze dat.

Uit onderzoek blijkt ook dat jonge moeders minder gaan werken, omdat ze het zo druk hebben met zorgtaken. Niet andersom

Professor Femmianne Bredewold, die zich veel bezighoudt met onderzoek naar dat affectieve burgerschap, ziet daar een knelpunt: ‘In deze visie wordt gedaan alsof zorgprofessionals overbodig zijn, maar daarmee devalueer je een hele beroepsgroep!’

En nu komt het: naast het feit dat deze zoon, kleindochter of buurvrouw als mantelzorger vaak overbelast raakt en de zorg simpelweg niet trekt, is de verdeling man-vrouw nogal scheef, want de meeste mantelzorgers en zorgvrijwilligers zijn vrouwen. Nog. Steeds.

Hoe dat komt? Volgens Femmianne heeft het deels met de aard van de vrouw te maken. ‘Zij voelen over het algemeen meer druk om te verzorgen én om het goed te doen. Daarbij werken vrouwen sowieso vaker deeltijd en hebben ze dus ook meer tijd om te zorgen. En omdat rijke mensen de luxe hebben om zorg in te huren, dragen de zwakste schouders de zwaarste lasten. En dus zijn vrouwen eerder de dupe: wie minder werkt heeft minder te besteden en moet mantelzorg zelf doen’.

Dat klinkt niet erg geëmancipeerd. Wat vindt een rasfeminist hiervan? Anne Ardon, oprichtster van het feministische platform Stellingdames, denkt juist niet dat het iets biologisch is. ‘Die zorgtaken worden ze gewoon opgelegd. De powervrouw is in onze ogen cool en kan alles tegelijk. Dat lijkt heel leuk, maar daar is toch echt iets misgegaan in de emancipatie. Uit onderzoek blijkt ook dat jonge moeders minder gaan werken, omdat ze het zo druk hebben met zorgtaken. Niet andersom. Dit zie je terug in participatiemaatschappij. Als dit vrije keus is, prima! Maar dat is vaak niet het geval’.

Het is belangrijk dat de vrouw ook haar grenzen aangeeft, zowel bij de omgeving als bij de betrokken hulporganisaties. En hoe denkt de branche er zelf over? We vroegen het aan Joke, een wijkverpleegkundige bij buurtzorg. Ze ziet ongelijkheid onder mantelzorgers, zeker bij de oudere generatie. ‘Zij zijn in een andere tijd opgevoed. Als de vrouw uitvalt is de man totaal hulpeloos, hij kan niet koken of een wasje doen. Bij jongere stellen is het gelukkig al heel anders, dus het gaat al de goede kant op’.

Die belabberde verdeling is een probleem, daarover zijn alle partijen het eens. Maar hoe los je dat op? Deze ongelijkheid moet worden bestreden met een ‘actieve feministische agenda’, stellen bijzonder hoogleraar Actief Burgerschap Evelien Tonkens en hoogleraar Algemene Sociologie Jan Willem Duyvendak in een artikel hierover in het NRC. Maar wat moeten we ons daarbij voorstellen?

Mantelzorgtaken verdelen

Volgens Femmianne moeten we simpelweg meer hulp delen, en niet alles op het bordje leggen van één mantelzorger (de vrouw dus vaak). Het is belangrijk dat de vrouw ook haar grenzen aangeeft, zowel bij de omgeving als bij de betrokken hulporganisaties. Maar ja, ligt dat wel in haar aard?

Anne denkt dat het helpt als we onbetaald werk meer zouden waarderen: kinderen opvoeden bijvoorbeeld is heel belangrijk, het beïnvloedt hoe de wereld er over twintig jaar uitziet. En ook zij ziet een oplossing in een betere verdeling van taken. ‘En er moet ruimte zijn voor debat: is het wel normaal wat hier gebeurt? De overheid stuurt aan op deze maatschappij, terwijl juist zij mantelzorg bij mannen zouden moeten promoten’.

Joke zou ook wel een beetje meer mannelijke touch willen zien, omdat ze in de praktijk ziet dat bijvoorbeeld zoons die een zorgtaak hebben vaak praktischer zijn ingesteld dan hun vrouwelijke familieleden. 

Dichtbij het vuur

Er ligt ook een belangrijke taak bij de overheid, denkt Femmianne. Zorg wordt tegenwoordig op gemeenteniveau gemanaged. Sociale wijkteams van hulpverleners (denk aan Bureau Jeugdzorg en allerlei welzijnsorganisaties) zitten het dichtst op het vuur. Zij beslissen wie aanspraak op welke voorzieningen maakt en komen bij de mantelzorgers thuis. Ze signaleren de eerste problemen en overleggen wie er in het netwerk van de zorgkrijger zit. ‘Zij kunnen er direct op aansturen dat mannen meer worden betrokken’. 

Praat en stimuleer

Femmianne heeft nog een tip: ‘Vraag je af welke waarde we geven aan de zorg voor je naaste. Als het wordt gezien als iets waar ‘geen eer aan te behalen is’, zal de man nooit een grotere rol willen spelen’. Ook werkgevers moeten worden gestimuleerd. ‘Ter illustratie: vrouwen bij voorbaat een vierdagencontract geven, bang dat er zorgverlof wordt opgenomen, werkt natuurlijk niet mee’.

Maar moeten we mantelzorg wel aan de burger willen overlaten? Anne denk dat er niks anders op zit: ‘We willen minder betalen voor de zorg, dus het moet wel. Of het reëel is, hangt natuurlijk van het soort zorg af. Heftige taken zijn precair en daar moeten we voorzichtiger mee zijn. We moeten ons gewoon verantwoordelijk voelen voor elkaar, en niet alles op vrouwen afschuiven! Zo moeilijk kan dat toch niet zijn?’